(Even dit topic nieuw leven inblazen)
Ik vind dit dus heel erg mooi:
(Even dit topic nieuw leven inblazen)
Ik vind dit dus heel erg mooi:
Oh die ken ik alleen in het Nederlands. Mooi ja!
Elke zin is weer een kunstwerk. Wat mooi❤
Ja die is ZO mooi!
Ik had gedacht van Ingrid Jonker vind ik erg mooi (vertaald uit het Afrikaans door Gerrit Komrij)
Ik had gedacht dat ik je kon vergeten,
en in de zachte nacht alleen kon slapen,
maar in mijn onschuld heb ik niet geweten
dat ik bij elke windvlaag zou ontwaken:
Dat ik de lichte trilling van je hand
weer langs mijn sluimerende hals zou voelen -
Ik dacht dat het vuur dat in me brandde
als de witte sterrenbaan zou zijn afgekoeld.
Nu weet ik dat onze levens zijn als een lied
waarin de smarttoon van onze scheiding klinkt
en waar alle vreugde terugvloeit in verdriet
en uiteindelijk in onze eenzaamheid verzinkt.
Toen zij al bijna bij de duinen was
draaide zij zich om en wees naar mij.
Ik denk dat ik op dat moment genas
De verte lijkt vandaag zo vol
alsof alles van mij wijkt
Alleen de zon blijft in zijn rol
en vult het veld met gouden rijp.
Daar zie ik jou van al mijn doden
jou weer vorm en schaduw krijgen
al is zoiets mij vaak verboden-
men moet hier realistisch blijven.
Wat mis ik je toch,lieveling.
Al vijf jaar staat elk uurwerk stil
als een kapot en zinloos ding.
Soms hoor ik in de nacht gegil
en elke keer ben ik het zelf.
Dan sta ik op en zie het zwarte veld
en ruik in het de haard verkoolde hout
En heb je lief, nog steeds, en heb het koud.
-Pieter Boskma
Deze vind ik erg mooi, volgens mij schreef hij deze over zijn overleden vrouw.
Jaa mooi he. Krijg er altijd kippenvel van.
J. C. BLOEM (1887-1966)
DE DAPPERSTRAAT
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
hartverscheurend
Bekentenis
Ik mag je.
Nee, ik mag je niet.
Ik moet je. Dat bedoel ik.
Ik heb je lief.
Nee, dat heb ik niet.
Ik word je lief. Dat voel ik.
Ik ga met jou.
Nee, ga ik niet.
Ik sta je bij. Beloof ik.
Ben stapel op je.
Hou je vast.
Ik. Hou. Van. Je.
Geloof ik.
gedicht: Bart Moeyaert
Rijk Verleden
Ik was dronken toen ik je ontmoette
Ik was dronken toen ik je verloor
Wat kan er nog een hoop gebeuren
Tussen twee dronkenschappen door
Lévi Weemoedt (1948)
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw,
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
gedicht: Hans Andreus
Oooo mooi!
‘O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn;
in deze liefde zal de dood
alleen een slapen, slapen gerust
een wachten op u, een wachten zijn’.
J.H. Leopold
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood
Willem Elsschot
(een na laatste strofe is natuurlijk een klassieker, prachtig)
Wat een heerlijk topic! Hier mijn lievelings (van Rutger Kopland):
Tijd
Tijd- het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd
te bedenken hoe nu we leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd
we stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind
En iets heel anders, veel ouder, maar ook heel mooi (vind ik). Vind het zo’n apart idee dat iemand (Constantijn Huygens) dit honderden jaren geleden op papier heeft gezet en dat het nog steeds mensen raakt door de emotie die erin zit
CUPIO DISSOLVI. OP DE DOOD VAN STERRE
Of droom ik, en is ’t nacht, of is mijn Ster verdwenen?
Ik waak, en ’t is hoog dag, en zie mijn Sterre niet.
O hemelen, die mij haar aangezicht verbiedt,
spreek mensen-taal en zeg, waar is mijn Sterre henen?
De hemel slaat geluid, ik hoor hem door mijn stenen,
en zegt, mijn Sterre staat in ’t heilige gebied,
waar zij de Godheid, waar de Godheid haar beziet,
en, voegt het lachen daar, belacht mijn ijdel wenen.
Nu, dood, nu snik, meteen verschenen en voorbij,
nu, doorgang van een steen, van een gesteen, ten leven,
dun schutsel, sta nabij, ‘k zal ’t u te dank vergeven;
kom dood, en maak mij korts van deze koortsen vrij.
‘k Verlang in ’t eeuwig licht te zamen te zien zweven
mijn heil, mijn lief, mijn lijf, mijn god, mijn Ster en mij.
Wow, dat over wetten en praktische bezwaren kende ik wel, maar nooit geweten dat het uit zo’n heftig gedicht kwam!
Prachtig!
Nothing Gold Can Stay van Robert Frost
Nature’s first green is gold,
Her hardest hue to hold.
Her early leaf’s a flower;
But only so an hour.
Then leaf subsides to leaf.
So Eden sank to grief,
So dawn goes down to day.
Nothing gold can stay.
Sylvie Marie - Trek terug
trek terug
de knieën tot onder de kin, armen
als vleugels eromheen.
in deze houding kun je jezelf wiegen,
gebruik je de voeten optimaal.
rol ze af van hiel naar teen en terug.
er zijn veel mensen die zo jarenlang
in kelders zitten, ze rennen
hun eigen armen in, rollen zich op
als foetussen binnen de wand.
ze worden geboren
en plooien dan weer terug.
Om dit topic weer nieuw leven in te blazen:
Out of Catullus
BY RICHARD CRASHAW
Gespletenheid
(past due)
February always finds you folding
local papers open to the faces
“passed away”, to wonder what they’re holding
in those hands we’re never shown. The places
formal photographs refuse to mention:
his tiny feet, that birthmark on her knee.
The tyranny of framing our attention
with all the eyes their eyes no longer see.
And darkness comes too early, you won’t find
the many things you owe these latest dead:
a borrowed book, that cheque you didn’t sign,
the tools to be believed with, be beloved.
Give what you can: to keep, to comfort this
plain fear you can’t extinguish or dismiss.
(John K. Samson)