@spaarlamp Ik las ooit ergens dat zo praten wel echt een functie heeft. Voor jonge kinderen is het gebruik van ‘ik’ en ‘jij’ schijnbaar lastig, omdat wie ‘ik’ en wie ‘jij’ is wisselt, afhankelijk van de spreker. Als je zelf ‘ik’ zegt ben jij de ‘ik’, maar als je kind ‘ik’ zegt is hij of zij ineens de ‘ik’ – en er is natuurlijk maar één ‘mama’.
Edit: ik denk dat dit artikel hierover gaat maar ik kan het zelf niet openen.
Iets uit een boek
Bij het begin van de differentiatiefase spreekt het kind nog over zichzelf met zijn eigennaam (Gijs boeken lees), en benoemt het ook de aangesproken volwassene meestal met de eigennaam (moeke boterham geven). Ook wanneer het kind over derden spreekt, wordt de eigennaam gebruikt. Zoals we reeds beschreven in het hoofdstuk over taalaanbod zal de volwassene die het kind aanspreekt inspelen op het taalontwikkelingsniveau van het kind en ook dit systeem gebruiken. Hij spreekt het kind dan dikwijls met de eigennaam aan en benoemt ook zichzelf met de eigennaam. Bijvoorbeeld: ‘Hanneke bad zitten’ in plaats van ‘Jij zit in bad’; ‘papa komt helpen’ in plaats van ‘Ik kom helpen’. Naar mate het kind de persoonlijke voornaamwoorden meer leert gebruiken zal ook het taalaanbod van de volwassene in dit opzicht minder kindertaal-specifiek worden. Hoe deze wisselwerking van taalaanbod versus kinderlijk taalgebruik precies in zijn werk gaat, is nog onvoldoende in detail onderzocht, alhoewel men nu reeds kan vaststellen dat het moet gaan om een zeer precies mechanisme dat voortdurend, zij het onbewust, wordt bijgesteld.
Neemt trouwens niet weg dat het irritant klinkt voor buitenstaanders.