Ik vind het lastig om hier met specifieke bronnen op te reageren, omdat (kort-door-de-bocht) de hypothese die hier neergezet wordt eigenlijk op niks gebaseerd is, dus daarom zijn er ook geen specifieke bronnen die het tegendeel bewijzen. Ik kan wel een poging wagen om het uit te leggen, ik hoop dat je er wat aan hebt!
Je immuunsysteem heeft een aantal trucjes om onderscheid te maken tussen “self” en “non-self”, dat noemen we immuuntolerantie. Dit betekent dat je lichaam dus stoffen tolereert die onschadelijk zijn en waarmee het vaak in aanraking komt. Je lichaamseigen cellen zijn daar een voorbeeld van: gezonde cellen hebben bepaalde eiwitten op hun buitenkant (MHC-I heten die), waardoor je immuunsysteem deze herkent als goed en ongevaarlijk, en er daardoor niet op reageert.
Mocht er toch een cel zijn die antistoffen wil maken tegen je eigen lichaam, zijn er nog een aantal mechanismes die dat voorkomen. B-cellen, de cellen die antistoffen maken, worden in je beenmerg gemaakt. De onvolwassen B-cellen worden getest voor auto-immuniteit voordat ze je beenmerg uit kunnen om te volgroeien en antistoffen te maken. Reageert de B-cel wel met lichaamseigen stoffen, dan gaat deze dood en krijgt dus niet de kans antistoffen te gaan produceren. Verder zijn de cellen ook daarna afhankelijk van twee signalen die tegelijk gegeven moeten worden om aangezet te worden: dat van een ziekteverwekker, en dat van het eigen immuunsysteem dat aangeeft dat er een probleem is. Die twee signalen geeft je immuunsysteem op basis van lichaamseigen stoffen niet.
Je kan het ook omdraaien trouwens: als je normaal een infectie hebt met een virus, scheiden je geinfecteerde cellen ook eiwitten van het virus uit (omdat het mRNA van dat virus in je cel zit, dat is hun overlevings- en voortplantingsmechhanisme). Maar je hebt na een virusinfectie ook geen antilichamen tegen je eigen cellen (en dat komt onder andere door hierboven beschreven tolerantie voor je eigen lichaam).