Ik denk dat het probleem van dit boek is dat het een structurele ongelijkheid reduceert naar individuele acties. Ik bied wel eens aan om te notuleren, ruim de kamer achter me op en voel totaal niet de behoefte om ruimte in te nemen tijdens een vergadering. Tegelijkertijd is wat ik wel deel altijd goed doordacht en van waarde, zijn collega’s op mij gesteld en ben ik ook nog eens collegiaal (ruim op, neem een kopje koffie mee). Hoezo verdien ik daarmee minder dan mijn mannelijke counterparts? Omdat je het gevoel hebt dat je me kàn passeren omdat ik weiger de grootste aap op de apenrots te zijn. Ligt dat dan aan mij of hebben we een veel groter probleem in het systeem? Waarin werk dat vrouwen doen niet op waarde geschat wordt.
Het boeiende is dat ik de vrouwelijke leiders die ik wel ken, zoals de directeur van het bedrijf waar ik werk, maar ook internationale leiders juist bewonder om die als feminiene geziene karakteristieken. Onze directeur is bijvoorbeeld het ideale voorbeeld van een vrouw die haar zachtaardigheid enorm goed weet te gebruiken om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Begrip tonen, luisteren, sensitief zijn, erkenning geven, zeer benaderbaar zijn. Ik denk juist dat vrouwen die de deze acties uitvoeren zichzelf te kort doen als ze zich hard gaan opstellen omdat ze daarmee zogenaamd wel de leidinggevende worden. Is dat het type leider dat we graag willen?