Wat een afschuwelijk artikel zeg, alsof de enige twee opties perverse, provocerende kunst of kabbelende, idyllische, brave kunst zijn.
Note: ik wist niet zeker of de schrijver een man of een vrouw was, overal waar ik āhijā heb geschreven, kun je ook āzijā lezen.
Het begint ook al zo mooi, alsof de zaak Woody Allen vs de familie Farrow alleen maar gaande wordt gehouden door āde middelmatigeā actrice Mia om de naam van haar ex-man, de ābriljanteā regisseur, door het slijk te halen⦠en alsof mensen zijn films alleen boycotten omdat hij āflirt met het ontoelaatbareā ipv dat ze niet iemand willen supporten die mogelijk zijn dochter heeft misbruikt en die een affaire begon met zijn toen twintigjarige stiefdochter toen hij zelf 55 was (dit laatste is overigens niet strafbaar, maar sommige mensen vinden het niet okĆ© en dat is hun goed recht). De kunst van Allen is uitdrukkelijk niet de reden dat mensen zijn films niet meer willen kijken, dus waarom de schrijver daarmee opent is me onduidelijk, en de sneer naar Mia Farrow onnodig.
De schrijver vraagt zich ook af of een kunstenaar nog wel āde duistere kracht van de erotiekā mag beschrijven of uitbeelden. Alles mag, ook in de kunst, maar of het verkoopt, dat weet je nooit. Als je wil verkopen, moet je kunst maken waar een markt voor is of een markt creĆ«eren voor de kunst die je maakt, als je dat niet wil of hoeft, dan kun je maken wat je wil. Kunst is daarin geen uitzondering, overal waar iets geproduceerd wordt, heeft men te maken met mogelijke afzetmarkten, en deze markten kunnen onder invloed van maatschappelijke trends veranderen, daar is niks vreemds aan. āKunst moet walgelijk, schurend en weerbarstig zijnā is dan ook niet waar: dat is de mening van de schrijver en iets waar hij graag naar kijkt/luistert/wat hij graag leest, maar het is geen feit. Sommige mensen houden van duister, van moorden, van perverse verhalen en afbeeldingen, andere houden van gezelligheid, van komedie, van bloemetjes en de kleur roze, en weer andere houden van alles er tussen in. Dat de schrijver een voorkeur heeft voor het eerste, maakt nog niet dat iedereen dat heeft of dat alle kunst zo moet zijn. Kunst is misschien wel de meest smaakgevoelige tak van sport, en smaak is uiteindelijk alleen maar een mening.
Sowieso is de schrijver nogal gefocust op zichzelf en zijn voorkeuren en meningen. Hij beweert zelfs ākunst moet vooral nietsā, na een hele opsomming van wat kunst allemaal vooral wel moet: ādoen nadenken over mijn eigen moraliteit en mijn taboes en mijn hypocrisie en mijn perversiesā. Kunst moet zijn zoals hij het voor ogen heeft, en dat moet iedereen dan ook mooi vinden, iedereen moet de kunstenaars die dat soort kunst maken genieĆ«n vinden omdat hij dat vindt. Wat dat voor gevolgen zou kunnen hebben voor kunstenaars die een ander soort werken maken, dat is voor hem niet belangrijk, want het moet zoals hij wil en hij alleen. Hij wil een bepaald soort kunst met een bepaald soort personages en een bepaald soort doel. Prima, you do you, maar probeer het niet aan anderen op te leggen als dat precies is waar je je hele artikel tegen ageert.
Het hele artikel is uiteindelijk ook gebaseerd op een verwachting van de schrijver in plaats van op een feit. Hij geeft zelf aan dat bepaalde werken en kunstenaars door de tijd heen met de nek werden aangekeken en voor grote controverse zorgden (denk alleen al aan de hele maatschappelijke discussie rond de publicatie van Lolita, die tot de dag van vandaag voort blijft duren), maar dat de kunst wel bleef bestaan en nog steeds wordt verspreid. Daarna speculeert hij dat bijvoorbeeld de films van Woody Allen misschien wel niet meer gemaakt en/of gezien zullen worden of zullen worden vernietigd. Dat weet hij helemaal niet, maar het is wel het belangrijkste onderwerp van het artikel. Het is dus eigenlijk klagen over iets waarvan je helemaal niet weet of het gaat gebeuren, en waarvan ik bijvoorbeeld denk dat het niet zal gebeuren. Naar mijn mening zullen bepaalde perverse en provocerende werken minder mainstream worden, maar dat soort kunst bestaat al millennia en zal ook tot in de lengte der dagen blijven bestaan. Het internet maakt het juist alleen maar makkelijker om dat soort dingen te bewaren en verspreiden en veel moeilijker ze te verwijderen. Ook is het censureren ervan niet nieuw: de schrijver vindt Serge Gainsbourg schijnbaar nogal een held, en zijn āJe tāaimeā werd in 1969 al gecensureerd vanwege de expliciete en suggestieve inhoud.
De laatste zin vind ik ook nogal misplaatst: āje suis Woody et Sergeā⦠alsof het feit dat sommige mensen je kunst niet kunnen waarderen, ook.maar enigszins hetzelfde is als vermoord worden vanwege je politieke mening en het feit dat je gebruik maakt van de persvrijheid.
Conclusie: de schrijver is tegen het opleggen van normen aan kunstenaars, maar legt daarbij zelf de normen op: kunst moet naar zijn smaak zijn, want anders is het saai en kabbelend en dat willen we natuurlijk niet.
Sorry, lang verhaal en ik weet ook niet of het hier op de goede plek staat, maar ik had na het lezen van dit gedrocht van een artikel even wat meningen die ik kwijt moest.